Ik heb een bed meegenomen om af en toe te liggen. Dan kan ik naar boven kijken. Naar het gewelfde plafond en de zachte tegenhanger die ik opgehangen heb.
Ik vind het lichamelijke van de kerk in de toren: een geraamte van dikke balken en zware kruisverbindingen. Ik klim erin en zit er de hele dag. Om dit lichaam zacht en licht na te maken en mee naar beneden te nemen.
Plotseling ben ik ziek geworden en word ik geconfronteerd met mijn eigen lichamelijkheid. Ik moet mijn plannen voor Monnikenwerk bijstellen. En tegelijk ben mij nog bewuster van het onderwerp dat ik wil onderzoeken: het lichamelijke van het kerkgebouw. Mijn ziek-zijn speelt zich af in het absolute midden van mijn lichaam. Hoe bestaat het dat dit mij gebeurt nu ik bijna zover ben op zoek te gaan naar het absolute midden van het kerkgebouw van Losdorp.